alibi - WikiWoordenboek


Article Images

Uitspraak

Woordafbreking

  • ali·bi

Woordherkomst en -opbouw

  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘het aanwezig-zijn elders’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1]
  • Uit Latijn alibi. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord alibi alibi's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het alibio

  1. (juridisch) het kunnen aantonen dat men elders was tijdens het zich voltrekken van een misdaad, waardoor men uitgesloten kan worden van beschuldiging
    • Aan zijn alibi kan niet getornd worden. 
  2. smoesje
     Het ding fungeerde namelijk als alibi.[3]

Verwante begrippen

Afgeleide begrippen

Vertalingen

    1. het kunnen aantonen dat men elders was tijdens het zich voltrekken van een misdaad,...   

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Uitspraak

  • IPA: /ˈa.li.biː/

Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

  1. elders, ergens anders

Schrijfwijzen

  • aliubi