spreken - WikiWoordenboek


Article Images

Uitspraak

Woordafbreking

  • spre·ken

Woordherkomst en -opbouw

  • In de betekenis van ‘praten’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
spreken sprekend
gesprek gesproken
spraak
spreuk
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spreken
/ˈsprekə(n)/
sprak
/sprɑk/
gesproken
/ɣə'sprokə(n)/
klasse 4 volledig

Werkwoord

spreken

  1. inergatief zich met behulp van de stem uiten
    • Hij sprak heel zachtjes. 
     Mijn dochter werd die dag 15 jaar oud en ik hoopte haar te kunnen spreken en zien via Facetime.[2]
  2. zich met behulp van de stem kunnen uiten in een bepaald taal
     Ze spraken geen woord Engels, maar met handen en voeten kwamen we een heel eind.[2]
  3. inergatief ~ over een bepaald onderwerp aansnijden
    • Hij sprak daar met geen woord over. 

Synoniemen

Antoniemen

Hyponiemen

Afgeleide begrippen

Uitdrukkingen en gezegden

  • iemand niet te na gesproken

iemand, veelal uit respect, uitsluiten van de gedane uitspraak

  • niet te spreken zijn over iets

ergens erg op tegen zijn, boos zijn over iets

•  Hogeschool Saxion is absoluut niet te spreken over het plan voor de herziening van de bekostiging van het hoger onderwijs in Nederland. Dat zegt bestuursvoorzitter Anka Mulder. Als die plannen doorgaan, gaat er jaarlijks 4 miljoen euro minder naar de hogeschool. „Dat kunnen wij niet accepteren, dit voorstel moet van tafel.” [3] 
  • bij zichzelf spreken

denken, tot zichzelf spreken in gedachten.

•  Maar Abraham sprak bij zichzelf: ‘HEERE in den hemel, ik dank U. 
  • Spreken is zilver, zwijgen is goud.

soms kun je beter je mond houden

  • Boekdelen spreken

iets zeer duidelijk kunnen zien, bv in iemand gezicht

  • De prins spreken

Dronken zijn

  • Een hartig woordje met iemand spreken.
  • Iemand onder vier ogen spreken

praten met iemand zonder dat anderen erbij zijn

  • In het huis van de gehangene spreekt men niet van de strop
  • Met twee tongen spreken

niet eerlijk zijn

  • Voor de vuist weg (spreken)

zonder voorbereiden iets moeten vertellen

Vertalingen

    1. zich met behulp van de stem uiten   

    de gekneusde knie niet te na gesproken   

  • Duits: ohne dem geprellten Knie etwas nachsagen zu wollen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "spreken" in:

    Sijs, Nicoline van der

    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. 2,0 2,1

    Tim Voors

    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Tubantia Arjan te Bogt 20-05-19 4 miljoen euro minder per jaar voor Saxion: ‘Onbegrijpelijk’
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
spreken sprak spraken
sproken
gesproken
 klasse 4  volledig   

Werkwoord

spreken [1]

  1. spreken
gerundium
nominatief spreken
genitief sprekens
datief sprekene
accusatief spreken

Zelfstandig naamwoord

spreken o [2]

  1. gerundium: het spreken,
    1. spraak, spraakvermogen
      «d'Andre etaet die gaet in
      alst kint doet sprekens beghin.»[3]

      De tweede fase treedt in
      als het kind met het spreken begint.

    2. het gesprokene, wat gezegd wordt

Verwijzingen

  1. Vroegmiddelnederlands Woordenboek
  2. Vroegmiddelnederlands Woordenboek
  3.   Weblink bron “Der Naturen Bloeme” (13e eeuw)